Afgelopen zomer kreeg de Bush er zo’n 300.000 nieuwe bewoners bij! Na een meerjarige huisvesting achter de schermen van de afdeling Bush/Desert verhuisde een kolonie bladsnijdermieren (Atta cephalotes) naar een vernieuwend en uniek onderkomen middenin de Bush. De werkster-mieren lopen niet met bladstukjes door plexiglazen buizen zoals in dierentuinen gebruikelijk is, maar schijnbaar vrij! Hoe klein ze ook zijn, deze bijzondere dieren trekken veel bezoekersaandacht.
Over deze hoog sociale insecten die een taakverdeling en hiërarchie kennen, valt heel veel te vertellen. In deze ZieZoo beperken we ons tot het gedeelte dat de dagbezoeker in de Bush niet kan zien, namelijk de bijzondere symbiose met een schimmel. Deze vindt normaliter in het ondergrondse nest plaats en in ons dierenpark in terraria in een afgeschermd, schemerig hutje.
In Zuid-Amerika bestaan tientallen soorten bladsnijdermieren. Deze mieren brengen miljoenen kleine stukjes blad en bloesem naar hun nest. Daar kweken ze op het gekauwde plantenmateriaal schimmels. De schimmeldraden zijn hun hoofdvoedsel; voor de mierenlarven zijn ze zelfs het enige voedsel. Deze vorm van tuinbouw door mieren is evolutionair meerdere keren ontstaan; bladsnijdermieren komen zelfs uit twee verschillende biologische geslachten. Maar dit fenomeen komt wel uitsluitend in (sub)tropisch Amerika voor; in de andere werelddelen heb je geen bladsnijdermieren. Juist onder de soorten van het geslacht Atta, zoals onze soort in de Bush, is de symbiose geperfectioneerd. Volgens wetenschappers begon deze samenwerking al zo’n drie miljoen jaar geleden! Inmiddels zijn Atta-bladsnijdermieren en de schimmel Leucoagaricus gongylophorus volledig van elkaar afhankelijk.
Leucoagaricus gongylophorus is een schimmel zonder Nederlandse of Engelse naam en is familie van de champignon. Echter eten de mieren niet de vruchtlichamen (zeg maar: de champignons), maar de schimmeldraden (‘hyfen’). De mieren brengen geschikt plantaardig materiaal naar hun nest en bewerken dit in maar liefst 29 stappen tot een soort pulp, dat ze op de schimmeldraden verspreiden. Dat doen speciale kleine werksters, wier enige taak het is om de gekauwde, tot balletjes gevormde plantenmassa tussen de schimmeldraden te stoppen en er nog een druppeltje ontlasting bij te voegen. Schimmels kunnen organische materialen afbreken, zo ook in blad en hout voorkomende cellulose en lignine; deze langdradige koolhydraten zijn voor dieren onverteerbaar. Door de samenwerking wordt dus een praktisch oneindige voedselbron voor de mieren ontsloten! De bladsnijdermieren geven de schimmels niet alleen de passende voeding en meststoffen, maar houden de schimmeldraden ook schoon en verwijderen parasitaire schimmels. Ze leggen de uitverkoren schimmelsoort zo in de watten, dat Leucoagaricus gongylophorus enkel en alleen nog in de nesten van Atta-bladsnijdermieren voorkomt!
Ook de mierenkolonie heeft haar lot zonder voorbehoud aan de schimmel verbonden. Doet de schimmel het niet goed, of sterft hij, dan is het vrijwel altijd afgelopen met de kolonie. Soms proberen de mieren dan tijdelijk bij buurkolonies schimmel te stelen, maar dat is niet genoeg voor het voortbestaan van een kolonie. Wordt een nieuwe kolonie gesticht, dan nemen de uitzwermende prinsessen in een zakje bij hun slokdarm een klein beetje schimmeldraden en groeisubstraat mee uit hun oude nest. Net genoeg om zichzelf en de eerste tientallen uitkomende werksters te voeden, die dan weer aan het bladsnijden en tuinieren gaan. De schimmel in het nieuwe nest is dus een kloon van die in het oude nest! Een fantastische symbiose met een heikele balans. Op middellange termijn zullen de Burgers’ gidsen ook de schimmelkwekerij van de mieren aan geïnteresseerd publiek kunnen laten zien, bijvoorbeeld bij rondleidingen. En wilt u meer weten over fascinerende voorbeelden van symbiose? Volg dan de nieuwe serie artikelen op onze website!